Met een verjongde ploeg en vol jeugdig dynamisme wordt opnieuw aangeknoopt bij de traditie "Een goede winter begint met 'Streven' !"
Baptiste Beekman, een oud-koloniaal, heeft zijn intrek genomen in de villa van de familie Beekman, bij zijn zuster die knorrige Mevrouw Somers en haar verwaande dochter Monique.
Maar in Kongo liet hij een trouwe vriend achter, die hem in zijn laatste schrijven voor hij sterft, zijn enige dochter Toutcha toevertrouwt.
Toutcha is een kind van de vrije natuur, een echt kind van de brousse, en komt op de villa terecht als een hond in een kegelspel. Met haar wilde natuur komt ze in botsing met de huichelachtig-verfijnde manieren van de overbeschaafde dames.
Maar haar brutaliteit en haar slordige kledij zijn in werkelijkheid een opzettelijke vermomming en een pantser tegen het egoïsme van de Europeanen, waartegen haar vader haar zo dikwijls gewaarschuwd had.
Twee personen echter laten zich niet van de wijs brengen, en ontwaren door de vermomming heen, het rondborstige karakter van Toutcha.
Samen vormen ze nu een gelukkig trio :
Baptiste wordt de joviale pleegvader en Toutcha de zonnige bruid van ingenieur Van dalen.